C jaar

Deze site is een tijdelijke oplossing om de preken van Marcel bereikbaar te maken. Klik op een link, om de desbetreffende preek te lezen. Sorry, de opmaak van de preken is nog niet overal in orde.
Indien u de preek op een klein scherm wil lezen, komt de preek niet naast, maar onder de reeks linken. U zal dus naar beneden moeten scrollen.

GOEDE VRIJDAG 1991.

 Beste mensen,

Ik loop zo af en toe eens binnen bij De Slegte. Dat is een ervaring die interessant is en deprimerend tegelijk. Interessant, want er ligt daar een massa boeken aan betrekkelijk goedkope prijzen. Deprimerend, want ze worden allemaal opgeruimd.

Je begint dan vanzelf te mediteren: wat is er in de loop van al die eeuwen niet geschreven! En het meeste ervan is compleet verdwenen. Een deel ervan wordt in bibliotheken bewaard. Opgeborgen. Maar slechts heel weinig boeken of verhalen zijn in leven gebleven.

Eén van de weinige verhalen die niet zijn gestorven is dat verhaal dat we zojuist hebben gehoord, het verhaal over Jezus lijden, dood en verrijzenis. Dat verhaal werd hier ook voorgelezen en beluisterd vorig jaar op Goede Vrijdag. En 50 jaar geleden werd er in deze kapel ook naar geluisterd. 500 jaar geleden werd er in dit land ook aandacht aanbesteed op Goede Vrijdag. En 1000 jaar geleden waren er hier ook al romaanse kerkjes, waarin die liturgie van Goede Vrijdag werd gevierd.

Die lezing van dit verhaal op deze dag is echter niet de voornaamste reden waarom dit lijdensverhaal bleef voortleven onder ons. Daar is een veel diepere reden voor. Er zijn namelijk de eeuwen door altijd weer individuele mensen geweest, die in Jezus' manier om met zijn leven en zijn lot, zijn lijden en zijn God om te gaan, iets van zichzelf, iets van hun eigen bestaan of van hun verlangen hebben herkend. Zo beschrijft Anton Van Wilderode in een gedicht hoe de oude keizer Karel V door een jongen dit passieverhaal laat voorlezen. In dit gedicht is Karel V zelf aan het woord. Hij vertelt hoe hij Jezus ziet optrekken naar Jerusalem: dwz naar zijn voltooiing, zijn lijden, zijn dood en zijn verrijzenis. En daarbij ziet hij ook hoe hijzelf vanuit Juste waar hij verblijft, optrekt naar zijn Jerusalem, zijn einde. En de twee 'tochten' verstrengelen zich met elkaar. Het gedicht eindigt met een keizer die zegt: 'ik heb mijn laatste dagen op zijn nacht gelegd.'

Ik lees het u voor:

'De lector leest met een te jonge stem
uit Lucas het verhaal voor van het lijden
waarom ik hem verzocht. Wij lopen beiden
de weg van Juste naar Jerusalem.'

'En Jezus ging alleen op naar een stil
gebergte waar Hij bad. Hij knielde neder
en vroeg: Bespaar mij Vader deze beker.
Maar wat Gij wilt gebeurt gelijk Gij wilt '

'Ik hoor de woorden verder niet meer echt
en niet de knapenstem die ze doet leven.
Ik zie in zweet en bloed een god begeven,
mijn laatste dagen op zijn nacht gelegd.'

Dit is de belangrijkste reden waarom dit verhaal voortleeft: individuele mensen herkennen soms zichzelf er in, beluisteren het als zijn (Jezus) verhaal en als hun verhaal. Ze staan op die manier in een levend en levengevend verband met Hem. Ik denk dat dit de diepste inspiratie is voor een christelijk geloof.

Er is echter nog een andere manier waarop dit verhaal voort blijft leven. Het is in de loop van de eeuwen heel vaak gebeurd dat kunstenaars er in slaagden, het lijdensverhaal zo uit te beelden, dat het werd vertaald naar hun eigen tijd en hun eigen situatie toe.
Zo heeft Albert Servaes in 1919 een kruisweg getekend voor de kerk van Luithagen. Al het leed van die generatie mensen die uit de oorlog kwamen is daarin samengebald: de gruwel van mensen; gestalten die door bommen, granaten, mijnen, gifgas en God weet door wat nog meer volkomen verminkt waren, heeft hij samen met het lijden van Jezus van Nazareth in één figuur uitgebeeld. Een hele generatie mensen heeft via die kruisweg een toegangsweg gevonden tot lijden en dood van Jezus van Nazareth.

Voor de volgende generatie heeft Henri Van Straeten, die hier in Heide woonde op de Geusenback, een kruisweg gemaakt (houtsneden). Hij was gevoelig voor een ander aspect van Jezus lijden, een aspect dat overeen kwam met wat hij in zijn tijd en omgeving waarnam: een rechtvaardige wordt door onrechtvaardige burgers en machthebbers veroordeeld en gedood. En daarom toont hij een Christus die hangt te sterven midden in de stad. Het zou op een kruispunt van de Meir of van de Belgiëlei kunnen zijn. En Pilatus is een rechter van 1927. Gegoede burgers uit die periode, in geklede jas en met hoge hoed, lopen langs de weg die Jezus met zijn kruis gaat. Naast dat kruis van hem staan twee Belgische gendarmes opgesteld.
'Het onrecht heerst op aarde, de leugen triomfeert' staat er in een kerklied. Ja zegt Van Straeten, zo is dat: zo was dat toen, zo is het nog"

Ik denk dat ik in de voorbije winter in het Museum van Antwerpen ook zo'n kunstwerk heb gevonden. Een waarop het lijden van Christus is uitgebeeld. Niet voor 1919 of 1927, zoals bij Servaas en Van Straeten, maar voor onze tijd.
Het is een schilderij van Paul Delvaux, waarvan u hier een kopij ziet.
Wanneer u aan moderne kunst niet gewoon bent, is dit werk op het eerste zicht waarschijnlijk wel wat vreemd of bizar voor u. De gekruisigde Jezus wordt hier afgebeeld te midden van allemaal door elkaar wriemelende geraamtes.
Maar het loont de moeite om het werk wat beter te bekijken. Delvaux heeft 8 jaar lang dit thema op verschillende manieren uitgewerkt. En dit is het uiteindelijke resultaat.

De kunstenaar heeft het kruis van Jezus geplaatst in het centrum van het schilderij -dat tegelijkertijd het centrum van de wereld is. Die wereld is met een plankenomheining afgeschermd. Die wereld is in drie compartimenten verdeeld. In het verste compartiment zijn mensen aan het eten en drinken. Aan de overzijde van de schutting staan andere mensen, die begerig en hongerig over de omheining heen kijken naar hen die daar binnen aan het smullen zijn.
In het middengedeelte van het schilderij, dat dus ook het middelste stuk van de omheinde wereld is, staat het kruis. Daar rond zijn mensen aan het dansen, aan het dobbelen en aan het vrijen. En in het voorste compartiment zijn er twee aan het bidden. Naast hen zitten twee anderen die hun pijn uitschreeuwen.

Dat is in grote lijnen een beschrijving van het schilderij. Maar wat betekent het nu?
Misschien kan ik u dat verduidelijken aan de hand van de titel die Delvaux aan dit schilderij meegaf. Hij heeft het 'Ecce homo' genoemd. Dat wil zeggen: zie de mens. Kijk eens naar de mens. Of ook: zie eens hoe de mens er uit ziet.
Die zin kan nog op twee manieren worden verstaan :
1.         Hij kan slaan op de mens, op de man die aan het kruis hangt. Die zin 'Ecce homo'", welke oorspronkelijk door Pilatus werd uitgesproken, sloeg toen ook op Jezus. Pilatus wou de aandacht trekken op de deerlijke toestand waarin Jezus zich bevond. In de lijn van wat de bedoeling was van Pilatus, zou Delvaux kunnen bedoelen: zie eens wat er met een rechtvaardige mens gebeurt, met iemand die een eigen roeping heeft en die daaraan trouw wil blijven, iemand die schijnheiligheid en machtshonger tracht te ontmaskeren, één die het opneemt voor geringen en armen. Zo iemand eindigt vroeg of laat waar Jezus ook al eindigde: die wordt uitgestoten, als hij al niet uit de weg geruimd wordt.
2.         Maar die titel: ecce homo, zie eens hoe de mens er uit ziet zou ook kunnen slaan op al die andere figuren, al die andere mensen die op het schilderij voorkomen. Mensen dus van deze tijd. Het kruis staat midden tussen hen in. Maar ze trekken zich er niets van aan. Alles gaat gewoon zijn gang, het leven gaat gewoon door.

Je zou onder dit schilderij ook een tekst kunnen zetten uit het Evangelie volgens Lucas, waarin Jezus zegt: "Als de Mensenzoon terugkomt, zal hij dan nog geloof op aarde vinden?" (Luc. 18:8) Delvaux  maakt zich daarover, voor wat onze tijd betreft, blijkbaar niet veel illusies.
Want wie van al die mensen op het schilderij trekt zich van de BOODSCHAP van Jezus iets aan?
Niet die in het verste compartiment. Want die zitten te schransen. Die doen zich te goed. Maar die hongerlijders die over de schutting begerig naar hen kijken, houden ze zorgvuldig buiten; "Eigen volk eerst". En de rest moet zijn plan maar trekken.
Die in het middelste compartiment bekommeren zich om die boodschap al evenmin. Die hebben het te druk: die dansen en die dobbelen en die vrijen.
Die in het voorste compartiment zijn net zo min met die boodschap bezig·Daar zitten er wel enkele op hun knieën. Die bidden wel, maar ze bidden naar elkander toe. Knusjes met zijn tweeën. Van de schreeuwende pijn van die twee anderen naast hen, merken ze zelfs niets.
Niemand op het schilderij is bezig hongerigen te spijzen, naakten te kleden, zieken te bezoeken. Niemand is een ander aan het troosten of aan het bemoedigen. De zaaier die daar aan het kruis hangt heeft zijn zaad wel in hun midden uitgezaaid, maar het is bij hen op rotsgrond terecht gekomen. Of het is onder de dorens gevallen, en die hebben het verstikt.En wie trekt zich van de PERSOON die aan het kruis hangt iets aan?

Hij hangt daar te hangen en hij is volstrekt alleen.
In het evangelie staan Maria, de vrouwen en Johannes tenminste nog onder het kruis. Bij Henri Van Straeten zijn er toch nog twee Belgische gendarmes die bij hem de wacht houden.
Bij Delvaux is er niemand. Geen kat. Hij is alleen. Er is zelfs niemand meer die naar hem kijkt.
In het passieverhaal volgens Johannes, staat deze zin: 'Zij zullen opzien naar hem die zij hebben doorboord'. (Joh. 19:37) Op het schilderij van Delvaux dat de passie naar onze tijd heeft verplaatst is er niemand meer die naar hem kijkt, laat staan naar hem opkijkt. Dat doen die eters en die drinkers niet, dat doen die dansers en die dobbelaars niet, en dat doen ook de bidders niet. Zelfs de moordenaars kijken hem niet aan.

Een franse socioloog heeft de religieuze situatie van onze tijd eens zo omschreven: Dit is geen tijd van Gods vijandigheid. Het is ook geen tijd van Gods afwezigheid. Het is een tijd van godsdienstige onverschilligheid. Dat is precies wat Delvaux schijnt te hebben gezien of te hebben aangevoeld.
Wij hebben hier in huis het schilderij dikwijls bekeken. Niemand van ons heeft een enkel gezicht gevonden dat naar die gekruisigde Jezus opziet.
Naderhand ben ik op de gedachte gekomen dat er toch iemand is die naar hem kijkt en die zelfs naar hem opkijkt. Maar die ene is niet afgebeeld op het schilderij. Hij is er op aanwezig en hij is er ook weer niet.
Helemaal beneden, in de rechterhoek, vindt ge een spoor van hem. Daar staat een naam. De naam van de schilder: Paul Delvaux. Die moet de gekruisigde niet alleen gezien hebben, die moet ook iets in hem hebben gezien. Ook al zegt Delvaux van zichzelf dat hij geen christen is.
Hij heeft Jezus geschilderd als de enige mens op het doek die een lichaam heeft. De enige echte mens. En dat is misschien de derde betekenis van die titel: Ecce homo.

Al die anderen die op het schilderij voor komen, en die vol activiteit en vol leven schijnen te zijn, zijn geraamtes. Hun hele zijn en hun hele doen is getekend door de dood. De enige echte mens, de enige die je levend zou kunnen noemen, is hij die daar in hun midden hangt en die ze hebben gedood. Hij hangt daar en hij straalt een sfeer uit van rust en vrede. Een nieuwe versie van de verheerlijkte, triomferende Christus.

En die hem zo heeft gezien lijkt te zeggen, dat het ook in deze tijd nog mogelijk is om naar hem op te zien. Desnoods als een figuur in de marge van de samenleven. Desnoods geheel alleen. Is getekend: Paul Delvaux.

 

Marcel Heyndrikx SVD

 

Waarom schildert Delvaux zo?

Geïnspireerd door Chirico. Die schreef:
'Boven alles moet de kunst worden bevrijd van haar tot nu toe vertrouwde inhoud. Elk ontwerp, elke idee, elke gedachte en alle symbolen moeten opzij worden geschoven. Het denken moet zich zozeer losmaken van de gebruikelijke logica en het gevoel moet zo'n afstand nemen van menselijke uitingen dat alle dingen nieuw lijken- als voor de eerste keer verlicht door een stralende ster (1918)

Mercator boek over Delvaux p. 242-243.

Over Delvaux :
'Zijn diepgeworteld pessimisme over de toestand van de hedendaagse wereld en de onmogelijkheid er relaties aan te gaan, zijn herhaalde verwijzingen naar het verleden….
Hij is tegen de geleerden en tegen de psychoanalyse uit angst dat de zekerheden verloren zouden gaan. (ibid p. 257)
Schildert al in 1949 een voorstudie voor Ecce Homo. p. 153.
Dodendansen van de Middeleeuwen fascineren hem. (p . 161)
Delvaux schilderde Christus oorspronkelijk als een geraamte (cf versie van 1952 MH) Maar het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, dat het schilderij zou kopen vroeg de schilder de Christusfiguur over te schilderen. Van dichtbij is het heel duidelijk te zien (p. 161)

Gelooft u ?
'Ik ben geen christen maar ik geloof in een bovennatuurlijk wezen. Ik denk dat we allemaal gelovig zijn. Uw vraag is niet eenvoudig te beantwoorden met ja of neen. Zo'n vraag omvat de hele filosofie en het leven. Godsdienst is slechts één vorm van geloof. Dit hele onderwerp is gehuld in een waas van mysterie'. (p. 161)
Hij gaf hierover een interview in La Lanterne 29 jan 1970. Ook in Het Belang van Limburg, 6 nov. 1976.

afbeelding zie  www.vlaamsekunstcollectie.be

© Marcel Heyndrikx - Iedereen mag deze preken en teksten gebruiken mits ze vrij en gratis voor iedereen toegankelijk blijven.